Oog in oog met een verkrachter

 

Marijke (46): ‘Het was op een zaterdagnacht. Ik had die avond een feestje gehad bij een vriendin. In Amsterdam, waar ik in mijn eentje woonde, was het meestal niet makkelijk om voor de deur te parkeren.’

 

 

‘Die nacht was dat ook zo. Ik zette mijn autootje daarom een paar straten verderop en liep met een grote tas naar de voordeur van mijn huis. In die tijd woonde ik in zo’n typisch Amsterdamse gebouw, drie etages hoog en met een gemeenschappelijk trappenhuis.

 

Ik weet nog dat ik stevig doorliep, want ik vond het toen ook al niet fijn om midden in de nacht in mijn eentje over straat te lopen. In mijn buurtje was het ’s nachts erg stil. Op het moment dat ik de sleutel in het slot stak, pakte iemand ineens mijn tas en liep mee naar binnen. Dat ging allemaal heel snel. Hij deed de deur achter ons dicht en wees naar boven, alsof hij me wilde helpen die tas te dragen. Ik voelde meteen: dit is helemaal fout. Er kwam een doodsangst in me naar boven die ik nooit eerder gevoeld had. Ik weet nog dat ik heel even dacht: dit is het dan, nu gebeurt mij wat je altijd in films ziet. Direct daarna stond alles in mij op scherp.’

 

‘Mijn escapes raakten op, ik raakte steeds meer in paniek’

 

‘De man sprak gebrekkig Duits en zag er onverzorgd uit. Hij zei steeds: ‘Du und ich’ en wreef zijn vingers daarbij over elkaar. We stonden boven aan de eerste trap en hij bleef maar naar boven wijzen. Ik dacht alleen maar: ik moet zorgen dat we geen stap verder naar boven gaan. Mijn appartement was op de derde etage, achteraf is dat misschien wel mijn geluk geweest.

 

Ik ben als een gek gaan kloppen op de deur van het appartement op de eerste etage, maar niemand deed open. Vervolgens probeerde ik mijn mobiel uit mijn jaszak te pakken om 112 te bellen, maar hij zag dat en werd boos. Bovendien bleek mijn telefoon leeg. Ondertussen ging het licht op de gang, dat werkte met een timer, regelmatig uit en deed ik dat steeds meteen weer aan. Ik moest zorgen dat ik niet in het donker kwam te staan met deze griezel.

 

Ik voelde hoe mijn ‘escapes’ opraakten en raakte steeds meer in paniek, maar liet dat niet blijken. Ik zag nog maar één laatste redmiddel, waarvan ik meteen al bang was dat het niet zou werken. Maar wat moest ik? Dus ik zei in mijn beste Duits dat mijn vriend boven lag te slapen en dat hij heel boos zou worden als hij hem zou zien. En ik zorgde dat ik in contact bleef met de man. Ik vroeg hem waarom hij dit deed en of we niet beter gewoon een keer konden afspreken. Ik zei: ‘Schrijf je nummer op dit papiertje’ en gaf hem een bonnetje uit mijn jaszak. Allemaal onzin natuurlijk, maar intuïtief voelde ik dat dit mijn enige redding kon zijn. Wonder boven wonder wist ik hem de deur uit te krijgen, al zag ik wel zijn twijfel.’

 

 

‘Ik durfde niet meer in mijn eigen huis te zijn en ben naar mijn ouders gevlucht’

 

‘Pas toen ik de deur achter hem dicht deed, kwam alles eruit. Ik ben naar mijn appartement gegaan, heb de deur heel goed op slot gedaan en moest vreselijk huilen. En ik heb meteen mijn vriend, die ik nog maar heel kort kende, gebeld. Hij woonde anderhalf uur rijden van me vandaan, maar kwam direct naar me toe. Toen hij aanbelde, heb ik eerst uit het raam gekeken of hij het wel echt was.

 

De volgende dag ben ik naar het politiebureau gedaan om aangifte te doen. Ik vond dat er erg luchtig werd omgegaan met mijn verhaal. Ja, dit kon gebeuren en ik moest maar al mijn deuren goed op slot doen en achter me kijken als ik mijn huis binnenging. Maar ik durfde helemaal niet meer in mijn huis te zijn en ben naar mijn ouders gevlucht. Daar hing drie dagen later de politie aan de lijn. Ineens was het ‘serious business’. Er was een man opgepakt en die kon weleens de dader zijn. Of ze me mochten ophalen om me mee te nemen naar het bureau. Daar zou ik moeten kijken of hij het was.

 

Achter een glazen muur stond hij. Ik kon hem wel zien, hij mij niet. Je kent dat wel, uit de politieseries op televisie. ‘En?’ vroeg de politieagente. ‘Honderd procent,’ zei ik. Ik herkende hem direct. Dat vieze leren jasje, die vettige haren, dat snorretje en vooral die blik in zijn ogen. Mijn verklaring had de politie nodig om hem vast te kunnen houden voor gijzeling. Ik was immers korte tijd gegijzeld geweest.

 

In de auto terug naar mijn ouders vroeg ik de politie of de man nog meer had gedaan. Eerst kreeg ik een wat vaag antwoord, maar toen ik door bleef vragen bleek dat hij drie vrouwen in mijn buurt had verkracht. Hij was op dezelfde manier bij hen in huis binnengedrongen. Het waren allemaal blonde vrouwen, net als ik dat ben. Een van die vrouwen had hem later op straat zien lopen en zo was hij dus opgepakt. Afgrijselijk, die vrouwen zijn dus in hun eigen huis verkracht. Ik heb daar nog heel vaak aan moeten denken. Zij woonden misschien niet drie hoog en hadden niet de tijd om hem ‘uit zijn machtspositie te halen’, zoals een psycholoog dat later eens tegen me zei.

 

De man bleek illegaal in Nederland te zijn, hij kwam uit Turkije. Hij heeft uiteindelijk twee jaar voorwaardelijke celstraf gekregen en is het land uitgezet. Twee jaar maar! Ik vind dat belachelijk weinig. Het leven van die vrouwen is verwoest. En ik? Ik heb vooral heel veel geluk gehad, een engeltje op mijn schouder. Het enige wat ik ben kwijtgeraakt is mijn gevoel van veiligheid. In mijn eentje wandelen doe ik sindsdien niet meer en als ik in het donker een stukje naar huis moet lopen bel ik altijd mijn man. Ja, de onbevangenheid is er wel af.