Zeg maar meneer tegen me

 

Er wordt af en toe tegen Frits gepraat alsof-ie een baby is. En daar wordt hij gek van. O, en nog iets waar hij gek van wordt: stompzinnige kittenfilmpjes…

 

Ik las onlangs op de sociale media dat mensen zo ontzettend raar praten tegen katten. Nou hoor ik jullie alweer: Frits, wat zijn dat eigenlijk, sociale media. Want dat doet deze column hè, hij zet telkens weer aan tot denken, dat maakt ’m ook zo goed. Maar wat sociale media precies zijn, dat weet ik even niet. Dat moet ik opzoeken en daar heb ik nu even geen tijd voor, want ik moet immers deze column afmaken. En daarbij: moet ik nou echt alles uitleggen aan jullie?

 

En het ging trouwens over heel iets anders, namelijk dat mensen zo ontzettend raar praten tegen katten. Even voor alle duidelijkheid: een kat is een ontzettend intelligent wezen. De meeste van ons praten drie, vier talen vloeiend en ikzelf bijvoorbeeld ben nogal goed thuis in de quantummechanica. En hier in de straat woont opa Ruudje, een hele wijze kater die onder meer pasklare oplossingen heeft voor al die conflicten in het Midden-Oosten waar geen mens tot nu toe op is gekomen. Nog afgezien van het gerucht – en eigenlijk wel meer dan een gerucht hoor – dat de grote filosoof Plato al zijn ideeën heeft gestolen van zijn poes Ápollonia. Nou ja, in alle bescheidenheid: hadden jullie pakweg een kwart van onze herseninhoud dan zou de wereld er een stuk beter voorstaan.

 

Dan is het toch bizar om een kat aan te spreken alsof het een baby is? Hier, op de redactie moet ik dat altijd weer meemaken: ‘Ach, klein Fritsje toch, toebietoebietoe…’

 

Je zegt toch ook niet ‘toebietoebietoe…’ tegen een hoogleraar wiskunde van de Technische Universiteit Delft? Nou dan

 

‘Hoehoe, Fritsje, lief katertje, kom eens hier jongetje, boelie, boelie!’

 

Ik ben negen jaar, 52 jaar in mensenjaren, dus is de term jongetje al belachelijk, maar weten de vrouwen van deze redactie niet dat ik, om eens wat te noemen, zeer kundig ben op het gebied van quantummechanica? Je zegt toch ook niet ‘toebietoebietoe…’ tegen een hoogleraar wiskunde van de Technische Universiteit Delft? Nou dan. Verder worden wij graag aangesproken met ‘u‘ en ‘meneer’ of ‘mevrouw’. Om het makkelijk te maken hier een voorbeeld zoals het hoort: ‘Goedemorgen meneer Frits, heeft u de laatste tijd nog wetenschappelijke vorderingen gemaakt op het gebied van de quantummechanica? En wat wenst u voor de lunch? Een lekkere gebakken dikke muis met truffelmayonaise en een frisse Chardonnay erbij?’ Beter nog: spreek ons helemaal niet aan, want: a) wij kunnen niks terugzeggen en b) daar hebben wij trouwens ook geen zin in en c) sowieso maak je je erg populair bij je kat als je hem of haar met rust laat. Ja, haal me alsjeblieft weg van deze redactie en breng me naar huis, dan kan ik weer lekker op de vensterbank naar buiten staren, intussen denkend aan een definitieve oplossing voor het klimaatprobleem en hoe er, om nog iets urgents te noemen, zo snel mogelijk een verbod kan komen op al die verschrikkelijk stompzinnige kittenvideo’s op de sociale media.

 

Zo, was weer gezellig toch, deze column? En leerzaam, dat ook, toch?

 

Doe er jullie voordeel mee, vrouwen!