Massa­hysterie

 

Miloe: Franska schreef er ook al over. Het idee dat m’n kinderen iets kan overkomen, vind ik vreselijk. Maar ik kan ze nou eenmaal niet voor alles beschermen. En ik wil ze ook niet angstig maken.

 

 

Na een avondje werken in het Italiaanse pizzarestaurant stopte de kok me een broodmes toe. ‘Voor de terugweg.’ Na een avondje borrelen in de kroeg belden we elkaar bij thuiskomst. Had je vriendin vijf minuten na de afgesproken tijd nog niet gebeld, dan was dat reden voor een nieuwe paniekgolf. Het was 1995, ik was 21 jaar en heel Utrecht was maandenlang in de ban van een serieverkrachter. De verhalen werden elke dag erger, als je nog niet bang was, werd je het wel gemaakt. Maar angst is meestal een slechte raadgever. Angst zorgde ervoor dat je je liet thuisbrengen door wildvreemde jongens, alleen fietsen was tenslotte nog gevaarlijker.

 

Ik onderging de hype schouderophalend. Angstzaaierij, complottheorieën, massahysterie, ik ben er niet vatbaar voor. ‘Weet je wel wat er kan gebeuren!?’ riep vriendin F, werkzaam bij justitie, toen ik vertelde dat ik ’s ochtends door het bos fietste om mijn kind naar de crèche te brengen. ‘Je komt uit een ei,’ zei vriendin B toen ze hoorde dat ik mijn ik toen eenjarige dochter in de tent liet slapen terwijl wij aanschoven bij het diner in het campingrestaurant. ‘Ooit gehoord van Madeleine, het meisje dat verdwenen is omdat haar ouders uit eten gingen?’ Toen we ontdekten dat ons zoontje op het kinderdagverblijf had gezeten waar Robert M. actief was geweest, was ik geschokt, verontrust, misselijk, maar niet in paniek. Toen de feiten uit leken te wijzen dat we heel veel geluk hadden gehad, lieten we het verder zo. Nee, we stuurden geen foto’s naar de politie, nee we gingen onze peuter niet verhoren, nee we veranderden niks aan onze tamelijk vrije opvoeding. De opvoeding waarin ik me voornam om mijn kinderen vooral ‘veel plezier’ te wensen in plaats van ze op het hart te drukken voorzichtig te doen.

 

 

 

Ik stak de preek der preken af, zei dat ze noooooit bij een onbekende in de auto mocht stappen

 

 

‘Wat zou je doen als een vreemde man zegt dat hij snoepjes in zijn auto heeft liggen?’ Ik vroeg het mijn kleuterdochter laatst toen ik haar vijf minuten kwijt was geweest en ik voor het eerst in mijn leven paniek had gevoeld. Waarom weet ik niet, maar ineens was ik er van overtuigd dat ik een auto had gehoord. Een kreet. Een dichtslaand portier. Dat ze was ontvoerd. Mijn paniek was natuurlijk totaal ongegrond, mijn zelfstandige kleuter was even naar huis gelopen om wat op te halen. Ik had haar niet zien vertrekken omdat ik – shame on me – aan het appen was. ‘Dan zeg ik ‘ja lekker’ en ga ik met hem mee!’ antwoordde mijn dochter enthousiast. Ik stak de preek der preken af, zei dat ze noooooit bij een onbekende in de auto mocht stappen. Ze was even stil. ‘Ook niet als hij heel veel aardbeiensnoepjes heeft?’ Ik schudde mijn hoofd. En stopte met haar bang te maken.

 

‘Ik ga niet meer vooruit fietsen. Ik blijf dicht bij jullie. Want er zijn meisjes dood. Iedereen op school heeft het erover.’ Mijn zoon maakt zijn fiets los. Op nog geen twintig kilometer van ons huis zijn een paar dagen geleden twee dode tienermeisjes zijn gevonden. De massahysterie nam in het pinksterweekend grootse vormen aan, de collectieve angst werd gevoed met berichten over zwarte auto’s die onschuldige meisjes achtervolgden en een burgemeester die ouders adviseerde hun dochters thuis te houden. Ik word onpasselijk bij het idee dat mijn kinderen iets kan overkomen, maar ik weet ook dat ik ze niet tegen alles kan beschermen. Dat angst ze niet minder kwetsbaar maakt, integendeel. Ik geef mijn zoon een kus. ‘Fiets lekker vooruit. Veel plezier vandaag.’

 

 

Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.